Na een eerdere incarnatie als Duketown Rebel Festival, staat op zondagmiddag 30 oktober de Duketown Rebel Revival geprogrammeerd in de Willem Twee concertzaal. Duketown Rebel Revival is een dosis metal, punk, garage, speedrock gemixt met een vleugje Halloween.
Duketown Rebel Revival
Zes verschillende bands, uit de hardere hoek, staan te trappelen om te ‘speuluh!’ op Duketown Rebel Revival,. Door omstandigheden heb ik opener Flashblade 7 niet kunnen zien. Opwarmer voor mij is dus Gorage. In klassieke rock- bezetting (twee gitaren, bas en drums) spelen deze vier oud- gedienden feilloos en schijnbaar moeiteloos hun garagerock.
Wat verderop in hun set, als de bassist en zanger/ gitarist van instrument ruilen, wordt pas duidelijk dat de band in deze samenstelling nog niet zo lang samen speelt; er wordt geconcentreerd in het akkoordenboekje gekeken. Maar deze heren draaien al wat langer mee, en hun rock, met vleugjes americana, rockabilly en af en toe een sneller nummer, klinkt ‘af’.
Misschien iets te traag en gezapig binnen de opzet van het festival, blijft het een lauwe opwarmer. De opzet van Duketown Rebel Revival is dezelfde als de vorige keer: afwisselend spelen er bands in zowel de Grote als de Kleine Zaal.

Gorage mocht de Grote Zaal openen, in de goed gevulde Kleine Zaal staat Dead End Generation (D.E.G.)klaar om hun strakke en snoeiharde hardcore te spelen. De met een enorm hoge mohawk getooide zanger spuugt en schreeuwt zijn teksten in de microfoon. Hij wordt aangevuld door een even fel schreeuwende zanger- gitarist. Door beurtelings hun teksten uit te spugen, ontstaat een soort vraag- en- antwoord opzet, wat hun muziek een bijzondere dynamiek geeft. De drummer hakt er strak en feilloos op los. Één van de dingen die opvallen, is de afwezigheid van een bassist; Dead End Generation is drie man sterk.
Dat het qua gelúid nauwelijks opvalt dat er geen bassist tussen staat, blijken ze met behulp van moderne technieken heel slim opgelost te hebben. Dead End Generation is een band die het vuur van de snelle snijdende hardcore weer heeft opgestookt. En dat voor een eerste optreden! Petje af.
Een paar maanden geleden stonden de vier mannen van Skroetbalg al eens in Den Bosch, op het Out Of Step punk- en skatefestival. Toen in het kleinere De Vaart, nu moet blijken of ze ook de Grote Zaal van de Willem Twee mee krijgen.
Aan deze vier Drenthen zal het niet liggen. Vakkundig, geroutineerd en met veel plezier spelen ze een strakke set van hun eigen harde snelle nummers. Om het af te doen met ‘dialectpunk’ of ‘Normaal- on- testosteron’, zou deze muzikale bulldozer te kort doen. Daar zijn ze te eigenzinnig en muzikaal voor. Tel daarbij op hun sympathieke uitstraling, is dit zeker een act om in de gaten te blijven houden. Oh, en die zaal? Geen probleem voor Skroetbalg.
Ook de volgende band, Bayline, stond al eens eerder op een Bosch podium. Toen nog net uit de muzikale luiers, was het hun tweede optreden, om als voorprogramma van Wonk Unit te spelen.
De periode tussen toen en nu heeft er voor gezorgd dat Bayline naar mijn idee wat zelfverzekerder op het podium staat. De band klinkt wat hechter, en gesterkt door een clubje trouwe fans zetten de vijf muzikanten een strakke set neer.

Afsluiter van dit Duketown Rebel Revival – feest is Neuk! Opgericht in 1995 heeft Neuk! een stevige live- reputatie opgebouwd. Snelle hardcore, af en toe tegen metal aan. Niet teveel poespas, nummers goed opbouwen om een betonnen tapijt neer te leggen voor de twee rappende frontmannen.
Ondanks dat ze al bijna dertig jaar spelen, spatten het venijn en frustratie nog uit de rhymes van beide frontmannen. Ik krijg het gevoel in een tijdmachine te zijn gestapt. Op de vraag ‘of Den Bosch hier wel klaar voor is’, denk ik dat Neuk! bedoelt, om mee terug te gaan naar de jaren ’90, toen crossover tussen punk/ metal en rap nog vernieuwend was. Het antwoord daarop laat ik in het midden.
Duketown Rebel Revival heeft laten zien dat Den Bosch ruimte heeft voor een punk- en hardcorefeest als dit. Hopelijk zit er geen drie jaar tussen nu en de volgende!
Fotografie: Ted Gijsman
Coverfoto: Ted Gijsman