Cocaïne Piss

Cocaïne Piss betekent glittershitstorm in je gezicht

Onontkoombare gekte én charme in rauwe verpakking

Cocaïne Piss, cokepiss? De halfpipe van het World Skate Center is voor vandaag ook toegankelijk voor mensen die niet skaten. Zij biedt namelijk een podium voor de Luikse wervelwind die Cocaine Piss heet. De nummers die maximaal anderhalve minuut duren, rammen ze erdoorheen.

Cocaïne Piss

Cocaïne Piss
Cocaïne Piss

Bij de eerste nummers blijft het publiek nog wat angstvallig achterin hangen, maar na wat geruststellende woorden van zangeres Aurélie wordt de afstand tusssen publiek en band kleiner. En gelukkig maar. Cocaïne Piss is niet het soort band dat óp een podium moet staan. Nee, liever ‘gelijkvloers’ met de bezoekers. Onwennig wordt er geluisterd én gekeken.

Cocaïne Piss
Cocaïne Piss avec Aurélie

De bas, drums en gitaar zetten een stevige basis neer van punk, terwijl ver daarboven de schelle stem van de zangeres schalt. Een stem die zowel weerstand oproept, als ook verwarring en bewondering. Het is van eenzelfde ongepolijste directheid, als waar ooit, in de jaren 80, de Engelse anarchopunks van Crass hun boodschap mee naar buiten brachten.

Deze slideshow vereist JavaScript.

En van eenzelfde licht irritante a-muzikaliteit. Hoewel… als Steve Albini, van Big Black en Shellac-faam, je plaat wil producen is er wel wat meer aan de hand met Cocaïne Piss.

Cocaïne Piss
Cocaïne Piss Skatehal

De door Cocaïne Piss zelf uitgeroepen ‘glittershitstorm’ mist mijns inziens de glitter. Hier staat een punkband, zonder veel franje, met veel energie. Aurélie danst en dwarrelt door het publiek, ze duikt op de vloer, flirt wat met een man, en met veel plezier en uitstraling. Zij maakt punk weer fysiek. Cocaïne Piss speelt korte nummers, en na pak hem beet een half uur is de storm helaas weer gaan liggen.

Een band zoals Cocaïne Piss past helemaal bij de gedachte die Rauwkost wil uitdragen en koesteren. Rauw, shockerend en in het geval van deze Luikse punkband vulgair op een prettige manier. Dat kan, hè?


Foto’s: Wies Luijtelaar en Monique Nuijten